Kun je iets vertellen over je achtergrond?
Ik ben 30, geboren en getogen in Tilburg. Ik kom uit een onderwijzersgezin. Mijn vader zat in de beeldende kunst, mijn moeder was veel bezig met textiel. Ik ging als jong jongetje echt bijna iedere woensdag naar het Textielmuseum - je mocht daar zelf vilten of wol spinnen - of naar museum De Pont. Ik maakte veel kleertjes voor barbies. Mijn grote wens was om modeontwerper te worden. Maar op de middelbare school kreeg ik dramalessen. Dramadocenten gaven mij veel zelfvertrouwen om voor een groep mensen te staan. Ik ben van nature geen performer, ik vind het nog altijd doodeng om voor een publiek te staan. Inmiddels vind ik de dingen die ik in mijn voorstellingen doe zo belangrijk dat die plankenkoorts niets meer uitmaakt.
Toen wilde ik dramadocent worden; geen acteur of theatermaker. Zelfvertrouwen geven aan kinderen, dat wilde ik doen. Halverwege mijn studie Docent Theater in ArtEZ (Arnhem) ontdekte ik dat ik werken met dansers interessant vond, maar ik ben zelf totaal geen danser. Dus mijn vraag werd: hoe kan je werken als choreograaf zonder zelf danser te zijn? Hoe kun je communiceren met het lichaam terwijl je het niet kan voordoen? Welke taal heb je nodig om dan toch dansers aan te sturen?
Wat vond je zo leuk aan werken met dansers?
In de discipline van het theater leek er een obsessie te zijn met het begrijpen van wat je ziet en hoort. Dat vind ik gruwelijk. Je brengt een lichaam op het toneel van een theatervoorstelling en vanuit het theaterdiscours waren toeschouwers in mijn ogen te veel bezig met: wat betekent dat lichaam? Terwijl ik heel erg gefascineerd kan zijn door het licht, of door hoe een rug beweegt of wat het met je doet als iemand zich heel traag of heel elegant verplaatst. Het gaat me om de vraag: wat is het directe effect van een lichaam dat je voor je ziet, op jouw eigen lichaam? Als ik een hele soepele danser zie bewegen weet mijn lichaam voor een deel hoe het voelt om die beweging te maken, zonder dat ik zelf in staat ben om die bewegingen na te doen. Dat is een heel direct proces, veel sneller dan het kunnen plaatsen in een talige of cerebrale context.
Susan Sontag (Amerikaans schrijfster, filosoof) zegt dat heel mooi door onderscheid te maken tussen erotiek en hermeneutiek. Hermeneutiek betekent vooral: begrijpen door middel van interpretatie. Erotiek is het directe effect op het lichaam. Het beste voorbeeld van dat laatste is luisteren naar muziek. We vinden het heel oké om geraakt te worden door muziek, terwijl we er niks van begrijpen.
Dat is een beetje mijn ideaal geworden voor hoe ik wil dat mensen naar mijn voorstelling kijken: wel geraakt worden zonder het per se te begrijpen, iets ervaren op een erotische manier.
Ik ben daar bewust mee bezig. Soms door het publiek in de war te brengen, soms door te vertragen, zodat de atmosfeer zijn werk kan doen.
Zeggen mensen wel eens: die scene kan een stukje korter, het werd saai?
Ja, zeker wel, maar ik ben niet tegen saaiheid. Zeker in onze tijd vol prikkels, met teksten en beelden die elkaar in een enorme snelheid afwisselen. In mijn voorstellingen wordt traagheid een onderdeel waar je doorheen moet. Maar als ik, als toeschouwer, maker en performer, oprecht geïnteresseerd blijf in wat er gebeurt in de zaal, lijkt het alsof er in mijn lichaam een soort van kompas zit dat bepaalt hoe lang dingen mogen duren. Of hoe abstract dingen mogen worden zonder het publiek kwijt te raken. Ik ben gewoon iemand die houdt van enorme vaagheid, in de zin van dat iets niet te vangen is in betekenis of schema's. Omdat het dan op een andere manier binnenkomt.
Wie zijn jouw inspiratiebronnen?
Trajall Harrell, een choreograaf die heel nadrukkelijk het kruispunt vormt tussen de New-Yorkse ballroom scene en de vroeg postmoderne dans. Ballroom was de queer-scene in New York in de jaren ‘80. Men combineerde dans, poses van modellen uit het tijdschrift Vogue en zelfexpressie. Harrell legt eigenlijk twee specifieke culturen naast elkaar en stelt zich constant de vraag: wat, als die twee culturen samen met elkaar waren opgegroeid? Hij maakt enorm veel ruimte voor catwalk, voor fashion. Hij beweegt ontzettend mooi, en alles is gevuld met emotie. De combinatie van sensualiteit en brutaliteit vind ik echt geweldig.
Hij is iemand die doet waar hij zin in heeft, die zich laat leiden door een ander soort kompas dan die van de buitenwereld. Heel authentiek. Hij wijst naar dingen die in deze wereld schijnbaar niks met elkaar te maken hebben, maar als hij als choreograaf al die elementen aanwijst, zie je het poëtische verband ertussen.
Waar ben je momenteel mee bezig?
Momenteel ben ik bezig met een vrij persoonlijk verhaal, over de oom van een vriendin die in ’93 aan aids is overleden. Ik schijn op hem te lijken. Hij heeft poëzie geschreven, dat onderzoek ik nu. Eigenlijk zijn al mijn werken heel persoonlijk, daar ontkom ik niet aan.
Breuken en ontwrichting zijn belangrijke concepten in je performances. Waar komt dat vandaan?
Ik heb gewoon nooit zo goed gepast in het geheel. Dat is het, denk ik. Ik vind het echt heel moeilijk om tussen mensen te verkeren. De dingen waaraan we moeten voldoen, de snelheid waarin alles moet en gaat, de oppervlakkigheid van de wereld om ons heen, en het onvermogen om te gaan met vreemde dingen van diezelfde wereld. Terwijl ik denk dat notabene het grootste gedeelte van jezelf vreemd is. Ik denk dat ik altijd een soort van rare afstand tot de realiteit heb ervaren. Het gevoel van vreemd te zijn, een vreemdeling in de wereld om me heen. Dat is niet alleen negatief; het kan ook heel leuk zijn.
Kreeg je dat vreemd-zijn ook als feedback van ouders of vrienden?
Ik heb echt een hele liefdevolle jeugd gehad, dat is het niet, maar natuurlijk waren er situaties waarin ik gepest werd. Jong en homo zijn zorgen ervoor dat je merkt dat er een soort van andere status - de status van vreemdeling - aan je hangt. Op de basisschool al vanwege mijn kleding en liefde voor textiel.
Om aan te duiden hoe liefdevol mijn ouders omgingen met dat anders zijn: toen ik zeven was had ik met mijn moeder in de stad een hele mooie blouse uitgekozen. De kinderen op de basisschool maakten er opmerkingen over, ik werd uitgelachen. Die avond moest ik daarom huilen. Mijn moeder nam me apart en zei: luister, jongen, dit is ontzettend moeilijk, maar je hebt twee keuzes: we kunnen morgen naar de stad en kleren kopen waar niemand om gaat lachen. De vraag is of jij daar gelukkig mee bent. Of je blijft de kleren dragen die jij mooi vindt, maar je gaat dan wel opmerkingen krijgen.
Zo helder legde zij al bloot wat eigenlijk de relatie is tussen authenticiteit en in de wereld passen. Dus zo'n klein, stom voorbeeld als een blouse vertelde me eigenlijk al heel snel over dat vreemd-zijn, dat niet passen. Misschien komt mijn liefde voor het vreemde, de liefde voor het vragen, wel daar uit voort: dat ik probeer om de norm te doorbreken, ik wil een soort van ‘queer utopia’ maken.
Richt je je meer op de queer gemeenschap omdat ze dat gevoel herkennen, dan op hetero publiek?
Trans-, homo’s, lesbiennes of mensen die neurodivergent zijn, eigenlijk alle niet normatief voelende mensen, voelen zich vaak thuis in mijn voorstellingen. Eventjes voor anderhalf uur kan ik een wereld scheppen waarin zij merken: “the alien is home”. Dat is fantastisch.
Mijn voorstelling “On almost every page” is de eerste voorstelling die ik heb gemaakt, die ik zelf nog niet helemaal begrijp. Dat maakt me trots. Het feit dat ik het zelf nog niet helemaal snap, maar dat ik er wel heel veel voor voel, is een beetje alsof ik practise wat ik preach; het lukt kennelijk ook bij mezelf.
Ik heb veel verhalen geschreven over jongens met wie ik gedated heb. Fictief en non-fictief door elkaar. Als ik al die verhalen achter elkaar zet, wordt het eigenlijk een groot verhaal van hoe mensen in je leven verschijnen en weer verdwijnen; dat vind ik een tragische dynamiek, alsof zand tussen je vingers doorglipt. Die discrepantie tussen die intense beleving van je verliefd voelen en dat dat twee jaar later niet meer zo is, vind ik onwaarschijnlijk raar, die radicale verandering in beleving van de ander, die dynamiek van iedere keer weer moeite doen voor het nieuwe moment, jezelf iedere keer weer open te stellen voor wat er kan komen zonder het zo sterk te relativeren omdat je weet dat het weer over zal gaan: Ik wilde dat vangen in sfeer en in beelden.
Dus ik ben beelden en bewegingen gaan verzamelen, echt alsof de wereld een soort van losgeslagen museum is. Overal waar ik al die verschillende stadia zag - van verlies tot jezelf klaarmaken om weer het nieuwe te kunnen ontvangen - heb ik dat gevoel proberen te vangen, in verschillende shots, in details, in kleding, in dans, waarbij hele kleine dingen heel groot zijn en hele grote dingen soms heel klein.
Het komen en gaan van liefdes is universeel, invoelbaar voor een breed publiek. Alleen het tempo van komen en gaan lijkt steeds sneller te worden. Maar jezelf weer op het spel durven zetten, volledig je kwetsbaarheid tonen, zo dat je geen betonnen muren optrekt...dat kennen veel mensen.